
Het kabinetsplan ter bestrijding van de crisis zet in op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Maar mijns inziens zou er extra aandacht moeten zijn voor de arbeidsmarktpositie van allochtone jongeren. De werkloosheid onder deze groep was voor de crisis al hoog. In vergelijking met de autochtone beroepsbevolking zit een gemiddelde Turk of Marokkaan 3x zo vaak thuis zonder betaald werk. Nu is de economische crisis aanleiding om weer eens over de arbeidsmarktpositie van niet-westerse migranten na te denken. Dat is met een reden want de werkgelegenheid van deze groep is conjuctuurgevoeliger dan die van de gemiddelde autochtoon. Allochtonen werken vaker in een flexibel dienstverband en vaker in gevoelige sectoren. Zij hebben daardoor een grotere kans om door de crisis te worden geraakt. Kort gezegd: de conjunctuurgevoeligheid pakt positief uit als het goed gaat. De werkloosheid loopt dan rap terug. En het pakt slecht uit als het even tegen zit. En nu zit het goed tegen. Maar we hebben het eigenlijk over een structureel probleem waar een structurele oplossing voor gevonden moet worden.
In 2006 bracht de Sociaal Economische Raad (SER) een advies uit achterstandspositie van allochtone jongeren met de titel: ‘Niet de afkomst maar de toekomst’. Aanleiding was dat de jeugdwerkloosheid onder niet-westerse allochtonen in de grote steden tot 40-45% was opgelopen. Ik vraag me af of de situatie nu wezenlijk anders is. De laatste cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) laten zien dat de gemiddelde werkloosheid onder allochtone jongeren door de crisis sterk stijgt. Bij Turkse jongeren tussen de 15-25 jaar hebben we het dan over 23,5%. Bij Marokkanen van 15 tot 25 is het 24,9%. Dat is nog al wat. Niet uit te sluiten valt dat het werkelijke cijfer voor de vier grootste steden aanmerkelijk hoger ligt. Ik vrees dat we er rekening mee moeten houden dat we volgend jaar weer de richting op gaan van de cijfers uit 2006. Al eerder gaf ik aan dat de verwachting is dat volgend jaar 10.000 jonge Amsterdammers hun baan zullen verliezen. Hoeveel van deze jongeren zullen allochtoon zijn?
Er liggen structurelere oorzaken ten grondslag aan de slechte arbeidsmarktpositie van allochtone jongeren. Kijken we naar het gemiddelde opleidingsniveau dan scoren deze jongeren nog altijd slechter dan hun autochtone tegenhangers. Voortijdig schooluitval komt nog steeds te veel voor en zo zijn er nog wel wat zaken aan te stippen. We moeten alles dat we kunnen inzetten om die startpositie te verbeteren. Mentoring, stageprojecten, het wegwerken van taalachterstand, extra aandacht voor soft skills en ga zo maar door. De oplossingen voor de structurele knelpunten zijn er maar er is tot nu toe veel te weinig mee gedaan. Op het moment dat de oplossingen op papier stonden trok de economie weer aan. En daarmee werd het voorgestelde beleid feitelijk overbodig verklaard. Het ging immers goed of was het maar ietsjes beter?
Even terug naar de crisis. Allochtone jongeren zullen zeker profiteren van het plan ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Maar lossen we hiermee de structurele oorzaken op? Wordt de slechtere arbeidsmarktpositie fundamenteel verbeterd? Nee, natuurlijk niet. Misschien moet werk wel veel nadrukkelijker onderdeel worden van de wijkaanpak.
Het moet gaan om banen en niet om barbecues. Er zijn tal van maatregelen mogelijk om de arbeidsmarktpositie van niet-westerse allochtone jongeren structureel te verbeteren
Met algemeen en specifiek beleid. Daar is politieke wil, daadkracht en budget voor nodig.
Laten we nu niet wachten op de volgende crisis voordat we wat gaan doen. We moeten allen nu aan de slag.
Rutger Groot Wassink is beleidsadviseur arbeidsmarktbeleid en sociale zekerheid bij de FNV. Dit artikel verscheen eerder in Mug Magazine. Foto Arjen Veldt.